Praathuispraatjes
Het is altijd erg gezellig om met zoveel kinderen te kletsen. Soms komen er uitspraken voorbij die wij met u willen delen omdat ze zo grappig, wijs of verrassend zijn!
Eén van de vragen van de Taaltest is: Ik zeg 4 woorden. Welke twee woorden horen bij elkaar, en waarom? De jongen kiest: ‘populair’ en ‘marathon’. Waarom? “Maartonnen kunnen heel populair zijn, en dat is lastig!”
Een jongen van 4 jaar kijkt met een verbaasde blik naar buiten en zegt: “Hé, bladeren aan de boom! Heb jij die er in gehangen?”
Een jongen zegt: “ken jij Wendy?” “Nee”, zeg ik. Hij zegt: “jij ruikt net als Wendy!” “O”, zeg ik, vissend naar een complimentje, “ruikt ze lekker?” “Nee, ze stinkt.”
Als logopedist blijf je jong! Een jongen vraagt tijdens de behandeling: “hoe oud ben jij?”. “51” antwoord ik. Hij kijkt me eens goed aan en zegt: “nou, jij lijkt wel jonger dan mijn vader!” Ik vraag: “hoe oud is hij dan?” “41” antwoordt hij.
Een jongetje moet voor de articulatietest het plaatje van ’trouwen’ benoemen, zodat de logopedist kan horen hoe hij de ‘w’ in het midden van een woord uitspreekt. Hij zegt: “dat is een bruid en een bruidin!”.
Vraag: “Hoe oud ben jij?”, antwoord kind “Ik ben half zes”.
Bij de test Zinnen Formuleren moet een jongen een zin maken met het woord: “zowel”. Hij zegt: “ik ga eerst een pak melk kopen, en dan koop ik zo wel een bakje patat”.
Weet je wat een “lievelingsbeestje” is? Een lieveheersbeestje.
Een jongetje vertelt dat hij een “nachtherrie” heeft gehad.
Mirjam klopt bij Roelien op de deur om afscheid te nemen voor het weekend, de week zit er weer op. Het jongetje dat bij Roelien zit zegt tegen Roelien: “is die al klaar?.” Ja, zegt Roelien, die gaat naar huis. “heeft die geen passagiers meer?”
Een meisje was op school bij de schoollogopedist geweest. Deze had haar verteld dat ze moest gaan oefenen bij een logopedist. Het meisje komt thuis en vertelt aan haar moeder: “ik moet naar de schoonheidsspecialist!”.
Een meisje komt elke week bij Kim naar de logopedie. Ze heeft voor Kim een mooie tekening gemaakt. Kim zegt tegen het meisje dat Roelien dat ook heel leuk zou vinden. Dan zegt het meisje: “ik maak de volgende week wel eentje voor de andere Kim”.
De logopedist vraagt aan het kind om zinnen te maken met een bepaald woord erin. Logopedist: “maak eens een zin met het woord “hoewel”? Kind: “de naam heet Hoewel!”
Een moeder is om kwart over zeven ‘s morgens de deur uitgegaan om in Kampen de auto van haar zoon op te halen. Ze kan dan met de auto naar de logopedie want het kind dat logopedie heeft, heeft een hekel aan fietsen door de kou. Logopedist tegen het kind: “nou, zeg, dat is lief van jouw moeder, je hebt een supermoeder!” Kind: “nee, hoor, ze heeft eczeem!”.
De logopedist moet lachen om een vrolijk, grappig jongetje. Ze zegt: “ik vind jou een grappig jongetje!”. “Ja”, zegt het kind heel overtuigend, “ik zit ook in groep 2, én ik heb een wiebeltand!”. Nou, dan is het bewijs geleverd, niet waar!
Er komt een jongetje met een letterdiploma. Hij kent de letters a, i, o en u! Logopedist: “Tsjonge, heb jij een letterdiploma gehaald!”. “néé! Ik heb het niet gehaald, ze hebben het gebracht!”.
Een opa van een jongetje van 5 jaar is door het ijs gezakt, dat was een hele schrik. Aan het eind van de logopedische sessie zegt de logopedist tegen het jongetje: “Nou, en beterschap met je opa!”. “Ja,ik zal maar sterkte zeggen!” zegt het jongetje terug.
Een jongen komt al een aantal weken naar de logopedie. Er worden allerlei oefeningen gedaan met letters, klanken en woorden. Op een gegeven moment vraagt de logopedist aan de jongen: “weet je ook waarom je hier komt?” Zegt de jongen: “voor plastraining!”.